vrijdag 6 februari 2015

FlexBieb IJburg: Flex is belangrijker dan Bieb

Boeken kon je altijd al lenen in de Amsterdamse wijk IJburg. Van de buren natuurlijk, maar al snel na het opleveren van de eerste woningen in de boekenkas op het Joris Ivensplein. Daarna kinderboeken bij Lees je Blauw, in het Blauwe Huis. Lees je Blauw verhuisde, maar bleef boeken uitlenen.

Joris Vermeulen woont vanaf 2006 op IJburg. Hij is van origine literair vertaler en tekstschrijver, en richtte in 2012 bureau HOTPOT op, voor vernieuwende concepten en communicatietrajecten met een ideëel karakter. Toen zijn dochter hem in 2010 vroeg of er op IJburg eigenlijk een bibliotheek was, ging hij op zoek en vond Lees je Blauw. En hij vond Lees je Blauw een prachtig initiatief, maar ook een beetje beperkt. Lees je Blauw was namelijk alleen voor kinderen, was alleen op woensdag open en je kon er echt alleen maar boeken lenen. Niks mis mee, maar dus wel een beetje beperkt. Bovendien, de dichtstbijzijnde bibliotheekvestiging is een fors eind weg en voor het einde van 2015 zou er geen vestiging van de bibliotheek op IJburg komen.

Joris Vermeulen bedacht de FlexBieb: “Flex, omdat de FlexBieb meer moet zijn dan alleen maar een boekenuitleen. Je moet er ook leuke en interessante dingen kunnen doen. En ook Flex, omdat we de kosten kunnen drukken door gebruik te maken van de grote leegstand van winkel- en bedrijfsvastgoed op IJburg. Als wij flexibel zijn, en bereid om te verhuizen, vergroten we de kans dat we gratis of voor een lage huur van een ruimte gebruik kunnen maken.” Met dat concept op zak ging Joris Vermeulen aan de slag. Hij ging praten met de marktmeester van IJburg en de directeur van ViiA, de organisatie die op IJburg vrijwilligers ondersteunt. Hij ging langs bij corporaties en stadsdeel Amsterdam-Oost.

In de loop van 2012 vielen de puzzelstukjes in elkaar. Corporatie De Key wilde wel een leegstaande bedrijfsruimte voor de helft van de prijs verhuren. Een typische win-win: het pand stond al 7 jaar leeg en de FlexBieb zat (relatief) goedkoop. Gratis zat er niet in, want daar willen corporaties niet aan vanwege gedoe met de BTW en gevreesde waardedaling van hun vastgoed. Het stadsdeel zegde een bescheiden subsidie toe, waarvan de eerste maanden huur, gas en licht en andere rekeningen konden worden betaald.

Ook vrijwilligers meldden zich bijna als vanzelf. Een enkele oproep op www.halloijburg.nl en bij ViiA was genoeg om er zo’n 30 op de been te krijgen, die nu als ‘FlexBiebers’ door het leven gaan. Die namen naar een ontwerp van de vrouw van Joris Vermeulen, grafisch ontwerper Janine Jansen, met zijn allen de inrichting ter hand en regelden meubilair en computers. En boeken natuurlijk, die lang niet alleen als tweedehandsjes van de buren kwamen. Een fors deel van de collectie van de FlexBieb is geschonken door het Historisch Nieuwsblad, Lemniscaat en de Volkskrant.

In april 2013 was het zover: de FlexBieb opende de deuren. En niet alleen op woensdagmiddag. De FlexBieb is open van maandag tot en met zaterdag, van 12 tot 6 en op donderdag zelfs nog langer. Maar vooral: de FlexBieb is veel meer dan alleen bibliotheek. Er zijn lezingen en debatten, kinderen en volwassenen kunnen er naar de film en er is een jeugd filosofieclub. Stadsdorp IJburg gebruikt de ruimte geregeld oor een ouderwetse soos, er oefenen koren en er wordt vergaderd. Met de computers en kopieermachine erbij, noemt de FlexBieb zich voluit bibliotheek, leeszaal, internetcafé, copyshop en sociaal-cultureel Centrum.

We regelen de boel eigenlijk zonder echt te vergaderen”, zegt Joris Vermeulen. “Er zijn zo'n tien mensen actief in het regelen en organiseren van dingen, de rest zorgt er vooral voor dat we open zijn en dat de leden en andere bezoekers goed geholpen worden. We mailen elkaar, en regelen dingen. Het vrijwilligersrooster regelt zich dankzij de Google-agenda eigenlijk grotendeels vanzelf. Voor de punten op de rooster-i zorgt één medewerker. Vergaderen doen we echt weinig.”

Toen bleken dingen anders te gaan. In plaats van niet eerder dan eind 2015, ging de vestiging van de “echte” bibliotheek, van de OBA (Openbare Bibliotheek Amsterdam), al in maart 2014 open. “Maar toen liep het hier helemaal niet onmiddellijk leeg. De IJburgse vestiging van de OBA richt zich uitsluitend op kinderen, en eerlijk gezegd konden we er daar wel een paar van missen. Het was hier soms echt overvol”, vertelt Joris Vermeulen. “Hooguit inspireert de opening van dit filiaal ons tot een nieuwe invulling van het Flex uit FlexBieb. Weg hoeven we hier voorlopig niet, er staat nog genoeg leeg op IJburg. Dus nu wordt flex vooral flexibel inspelen op de wensen en behoeften van IJburgers, onze leden voorop.”

Alhoewel, leden? De FlexBieb wordt officieel bestierd door een stichting, dus echte (verenigings)leden zijn het niet. Maar ze zijn met ruim 1500, waarvan 500 volwassen en dus betalend. Levert met een tientje contributie per jaar toch weer 5000 euro op. Met de subsidie van het stadsdeel, de bijdragen van de corporaties en inkomsten uit zalenverhuur is het voorlopig genoeg om de boel draaiende te houden. “Maar een vetpot is het niet, en iedereen doet het naast zijn werk”, zegt Joris Vermeulen. “En dan is het soms wel veel gevraagd als deze of gene ambtenaar wil overleggen in het kader van de subsidiebeschikking. Of wanneer we samenwerken met de bibliotheek, waar iedereen wordt betaald, het er niet even naast doet en toch echt meer tijd voor dit soort zaken heeft.”

Hoe het verder gaat? “Zo lang er voldoende mensen komen, we het leuk blijven vinden en er genoeg geld binnenkomt om het allemaal te betalen, gaan we er mee door. Volgende stap is de oprichting van een nieuwe stichting, FlexBieb IJburg, met een bestuur met uitsluitend IJburgers, maar liefst zeven actieve leden groot. Een volgende fase, waarin het initiatief minder van mij en maar van anderen afhankelijk wordt,” zegt Joris Vermeulen. “En dat is wel zo goed.”



dinsdag 21 oktober 2014

De Machnist: hoe dan ook een icoon

De Machinist is horeca, zalenverhuur, werkruimte voor kleine ondernemers en theaterzaal. De Machinist was ooit een machinistenschool, en kreeg in de tweede helft van de jaren '00 een nieuwe bestemming. Als maatschappelijk vastgoed is De Machinist niet heel bijzonder. Natuurlijk, buurtbewoners zijn welkom in het café, maar het is geen buurthuis. En tussen die ZZP-ers zitten misschien wel buurtbewoners, maar iets terugdoen voor de buurt is geen onderdeel van de huurvoorwaarden. Ik heb het in ieder geval niet als iets bijzonders op de site van De Machinist gevonden.

De Machinist springt vooral in het oog vanwege zijn exploitant. Dat verhaal is al volgt. De machinistenschool hield er in 2005 mee op. Het onderwijs werd elders voortgezet en de machinekamer – om te oefenen, natuurlijk – op de begane grond werd ontmanteld. Wat resteerde was een groot en markant pand. Waarom woningcorporatie Woonbron eigenaar werd, laat zich niet helemaal achterhalen, maar ze werden het. Architect Leendert Steijger had plannen voor bedrijfsverzamelgebouwen met allerhande extra voorzieningen, en ook al een exploitant gevonden. Ze vonden elkaar, en namen, op de golven van de wijkvernieuwing en de Vogelaarwijken, de transformatie van het pand ter hand. De exploitant ging onderweg failliet, maar de architect werd steeds enthousiaster. Zo enthousiast, dat hij uiteindelijk besloot de exploitatie dan maar zelf ter hand te nemen.

Niet onopgemerkt
Er is al behoorlijk wat geschreven over De Machinist. Lees er hier, hier en hier over. Ook Marc van Leent besteedt er in zijn boek Publiek Vastgoed uitgebreid aandacht aan, staat dat niet on-line. De Machinist stond ook al een tijdje op mijn lijstje, maar wat had ik aan het reeds geschrevene eigenlijk toe te voegen? Mijn kans kwam, vond ik, toen de Raad van Toezicht waar ik lid van ben, zichzelf ging evalueren in De Machinist. Geen interview met de exploitant, maar een keer als mystery guest. Zou ik iets merken van de combinatie van functies in het gebouw? Of van het bezielende enthousiasme van de exploiterende architect? En als het antwoord nee zou zijn, is dat dan erg?

Gisteren was ik er. In de loop van de middag arriveerde ik op mijn OV-fiets. Pas bij aankomst realiseerde ik me dat ik er eerder was geweest. Naast De Machinist liggen de Parksluizen. Daar stelde ik midden jaren '90 bijna hoogstpersoonlijk de precieze grens vast tussen de Hoogheemraadschappen van Delfland en Schieland. Toen vond ik het maar een gure omgeving, rommelig en desolaat. Dat is nu niet wezenlijk anders, hooguit wordt er wat vaker geveegd dan toen. Ik kom aangefietst over een van die te ruime verkeersaders die Rotterdam rijk is. Achter me het enorme Erasmus Medisch Centrum, aan de einder de Euromast en net voorbij die Parksluizen de Willem Buytewechstraat, waar De Machinist gevestigd is. Tegenover De Machinist een oud belastingkantoor, waarin appartementen zijn gevestigd, ernaast een bandenhandel, een sportschool alleen voor vrouwen en de vestiging van een mij onbekende supermarktketen. De architectuur is prettig ouderwets stedelijk, maar niet supermooi. En wat er mooi aan is, moet de strijd aan met auto's die overal geparkeerd staan.

Je moet er willen wezen, in De Machinist. In de zomer is dat vast aantrekkelijker. Achter en naast de Machinist ligt een groenstrook, waar van die lekker houten banken staan. Daar is het goed bier drinken in de zon, stel ik me voor. Maar ook aan de achterzijde een enorme parkeerplaats. Of dat nou lollig is voor de kinderen die naar het kinderdagverblijf in De Machinist gaan, valt te betwijfelen.

Van Harte Welkom
De entree van De Machinist is mooi. Een paar stevige traptreden van natuursteen, lekkere hoge deuren, een lichte receptie die gasten van harte welkom heet. Door de lange gang ga ik naar het café. Daar is het rustig, maar het is dan ook maandagmiddag. Eigenlijk lijkt het me voor deze omgeving heel wat dat er dan om half vijf een stuk of zes klanten zijn. Het personeel is vriendelijk, de Tripel die ik bestel blijkt bij afrekenen 50 cent duurder dan op de kaart staat. Het café is een prettige plek om een uurtje stuk te slaan. De ruimte is hoog, maar dat kan ook niet anders; hier stond die machinekamer. De inrichting is industrial, met ruw hout en opengelegde leidingen aan het plafond.

Om half zes maak ik mijn opwachting in het vergaderzaaltje, waar mijn Raad van Toezicht zichzelf gaat evalueren. Ook dat is een mooie ruimte, weer hoog, met mooie foto's aan de muur van machinisten in opleiding. De verlichting is wat aan de ingetogen kant, maar daarmee nog altijd stukken beter dan het keiharde TL-licht waar menig andere vergaderlocatie zijn gasten op onthaalt. Wie om half zes gaat evalueren, krijgt er ook wat te eten bij. De maaltijd wordt liefdevol uitgeserveerd door twee jonge vrouwen, waaraan ik natuurlijk niet kan zien of ze behoren tot de jongeren uit de wijk die dankzij De Machinist aan het werk zijn gekomen. De maaltijd zelf is prima, al zou ik er niet voor om rijden. Als de vergadering afgelopen is, biedt het café een uitstekende mogelijkheid om nog even na te borrelen. Er zijn – ook op deze maandagavond – genoeg mensen om ons niet het gevoel te geven dat we het personeel hinderen bij opruimen of naar huis gaan. Dat is wel zo prettig, en het voordeel van zo'n stadse vergaderlocatie. Ander voordeel is dat op de OV-fiets het prachtige Centraal Station zo te bereiken is, ook met één van de collega-toezichthouders achterop.

Ben ik nou in een “ander” gebouw geweest? De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dat niet het geval is. De Machinist doet me een beetje denken aan het Lloydhotel of het Timorpleingebouw bij mij in de buurt. De Machinist is een oud, markant gebouw, dat prachtig is opgeknapt, en dat de levendigheid uitstraalt van een plek waar verschillende functies – en dus mensen – onder één dak samen komen. Of het een functie heeft in de buurt, zie je er aan de buitenkant niet aan af. Hoeveel ZZP-ers uit de directe omgeving hebben er een werkplek gevonden? Hoeveel buurtbewoners hebben werk in de horeca of komen er wel eens een borrel halen? Ik weet het niet. En toegankelijke informatie daarover is ook niet echt te vinden. Maar De Machinist is ontegenzeggelijk een icoon in zijn omgeving. En dat is goed.

dinsdag 3 juni 2014

De Lommerd: onbescheiden, want dan onthouden ze je

Midden in het Arnhemse spijkerkwartier staat buurthuis de Lommerd. Daar zijn ze niet per se rouwig over de bezuinigingen die over Nederland heen rollen. Willem van Gent, professioneel vrijwilliger in de Lommerd, ziet er de voordelen van: “Zonder die bezuinigingen zouden mensen nog steeds denken dat ze klant zijn. Nu de overheid zich terugtrekt, worden ze zelf producenten. En dat is stukken bevredigender.”

Het gaat ons lukken
De Lommerd is gevestigd in een van de weinige industriële complexen die Arnhem nog rijk is. Een klassiek fabrieksgebouw, met van die mooie schuine daken, waar het licht ruimhartig door heen schijnt. Daarmee – en met meer – kwalificeert het gebouw zich als monument. Ooit was het gebouw van de gemeente, die het verkocht aan een welzijnsinstelling die actief was in het Spijkerkwartier. Toen de bezuinigingen zich aandienden, gooide deze organisatie de handdoek in de ring. Daarmee werd de deur geopend voor actieve bewoners, die het gebouw voor de wijk wilden behouden door zelfbeheer. Van Gent: “We rekenden uit dat wij het gebouw open konden houden voor veel minder geld. We boden onze diensten aan, een woningcorporatie kocht het pand van de welzijnsinstelling. Voor het geval het ons als Stichting Programma en Beheer de Nieuwe Lommerd niet lukt om het gebouw kostendekkend te exploiteren tegen 2015, is met gemeente en corporatie afgesproken dat de woningcorporatie het pand door kan verkopen aan de gemeente. Dat is voor alle partijen een stabiel uitgangspunt om het bewonersinitiatief mogelijk te maken. We denken dat na investeringen op het gebied van milieu en inrichting de exploitatie sluitend kan worden gemaakt, maar daarvoor is nog veel inspanning nodig. In 2015 moet uiteindelijk duidelijk zijn of we in staat zijn om het buurthuis kostendekkend open te houden. Maar dat gaat ons natuurlijk lukken.”

Een korte rondgang door het gebouw laat zien dat het geen grootspraak hoeft te zijn. Een behoorlijk deel van het pand is inmiddels verhuurd. Op de begane grond zitten de Roaming Chefs; zij verzorgen de catering voor feesten, bruiloften en private dining, maar net zo goed voor evenementen in De Lommerd. En dat dan op niveau. Als ze niet koken, is hun (meer dan) professionele keuken beschikbaar voor kookworkshops en kookactiviteiten van bewoners. Op die zelfde begane grond zit ook een peuterspeelzaal, die in de ochtend gebruik maakt van de grote zaal. Die is in de middag en avond weer beschikbaar voor andere activiteiten. Roaming Chefs, peuterspeelzaal en andere huurders betalen een commerciële huur. Die hurende ondernemers (of ondernemende huurders) zitten verspreid door het gebouw. Het zijn partijen die aan een bescheiden ruimte genoeg hebben. En die bereid zijn om zo nu en dan iets voor het buurthuis of de wijk terug te doen. “Flexibiliteit is nodig om verder te komen,” vertelt Van Gent. “Een van de ondernemers heeft op dit moment weinig inkomsten, en zou liever een kleinere ruimte huren. Die is er wel, maar zo lang er geen huurder is voor haar grotere ruimte, kan ze blijven zitten.” En zo is ongeveer 290 van de verhuurbare 800 m2's nu permanent verhuurd.

Wij zorgen voor de vleugel
De huurinkomsten zijn nodig om uit de kosten te komen, maar uiteindelijk is de Lommerd er voor de bewoners van het Spijkerkwartier. “We gaan hier geen activiteiten voor bewoners organiseren'', zegt Van Gent. “We zorgen er voor dat de ruimte er is om dingen te doen, en daarmee alleen al geven we mensen een duwtje. Vandaag staat hier bijvoorbeeld een vleugel, omdat er dit weekend een event met muziek is. Toevallige bezoekers gaan er spontaan op spelen, of blijken iemand te kennen die dat wel zou willen. En voor je het weet maken mensen daar dan weer een activiteit om heen. Maar wij doen dat niet. Wij zorgen voor de vleugel.”

Wij, dat is een kerngroep van vijf mensen, met een groep van 20 vrijwilligers daar om heen. Dat zijn er al met al niet veel, maar net genoeg om buurthuis de Lommerd te laten draaien. Belangrijke opdracht voor de komende tijd is het pand van ruim 1100 m2 bouwkundig verder aan te passen, zodat er meer bruikbare (en dus verhuurbare) vierkante meters bij komen. Van Gent gelooft niet in een bescheiden benadering van sponsoren. “Voor de Lommerd hebben we een plan gemaakt van 750.000 euro. Let wel, dat is ook nodig om het pand zo aan te passen dat het optimaal gebruik kan worden en de energiekosten drastisch worden teruggedrongen. We kunnen voor dit pand natuurlijk ook best verschillende plannetjes maken van elk een ton, of zelfs de helft. Misschien dat er dan eerder wat geld komt, maar dan zouden we onszelf en onze sponsoren niet serieus nemen. Als we nu met ons integrale plan binnenkomen, dan zijn de meeste partijen in ieder geval bereid om over onze voorstellen na te denken. Kunnen ze niets voor ons betekenen, dan onthouden ze ons tenminste. Dat kan altijd nog van pas komen. Het is veel geld maar als het lukt dan hebben we daarna voor jaren een optimaal functioneel gebouw wat nog jaren als buurthuis voor de wijk kan fungeren.”

vrijdag 28 maart 2014

Garage Notweg: werkend ontwikkelen

De Garage Notweg staat – hoe kan het ook anders – aan de Amsterdamse Notweg. Ooit was het een echte garage; Osdorpers bewonderden met hun neus tegen de ruit de nieuwste modellen van Renault en sommigen weten nog dat hun vader er een auto ging kopen. Nu is de Garage Notweg een verzamelgebouw van uiteenlopende bedrijven, die zich hebben verenigd op de noemer Vliegwiel voor Werkgelegenheid. Dat is niet zonder slag of stoot gegaan.

Op de golven van het enthousiasme dat de Vogelaarwijken losmaakte, besloot corporatie Ymere de oude garage om te (laten) toveren tot creatieve hotspot en werkplaats voor social design. Niemand wist precies wat het betekende, maar iedereen werd er enthousiast van. Het gebouw werd snel en goedkoop verbouwd, en in de zomer van 2009 werd het geopend. Te snel en te goedkoop, bleek achteraf. Teveel verschillende functies moesten een plek vinden in het gebouw. En lang niet allemaal konden ze naast elkaar bestaan. Geen onwil, eerder een onmogelijkheid. Je kunt nou eenmaal geen cursus geven, terwijl de kinderen over de gang rennen. Zeker niet, wanneer de afscheiding tussen cursusruimte en gang niet meer is dan tralies. En sowieso zijn tralies niet zo goed voor de sfeer. Gevolg was een stevig verloop en de nodige irritaties over en weer tussen gebruikers. Ook het concept werkte onvoldoende, vooral omdat het niet scherp was: iedereen die iets voor de buurt wilde doen, was welkom. In de praktijk leidde het tot vrijblijvendheid en daarmee tot een (te) kleine bijdrage aan de buurt.

Hele snelle herbezinning
In het najaar van 2010 staken de verschillende gebruikers en Ymere de koppen bij elkaar; tijd voor bezinning. Twee vragen moesten van een antwoord worden voorzien. De eerste vraag was wat nou precies de bedoeling was met het gebouw. En de tweede was hoe het gebouw dan moest worden ingericht om zo goed te worden gebruikt om aan zijn doelstellingen te voldoen.
Het overgrote deel van de huurders die nog over waren, vond elkaar op de ambitie mensen te helpen op weg naar werk. Zo werd het Vliegwiel voor Werkgelegenheid geboren. Sommige bedrijven die gevestigd zijn in de Garage Notweg maken er hun hoofdactiviteit van. Ze zetten zich op verschillende manier in om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt op weg naar werk te helpen. Andere bedrijven richten zich op andere zaken – zoals groenarchitectuur of mode en textiel – maar willen graag bijdragen aan het vliegwiel.
Om het gebouw te maken tot een bedrijfsverzamelgebouw met bijzondere doelstellingen werd het uiteindelijk in de winter 2012/2013 opnieuw verbouwd en in april 2013 feestelijk heropend. Het gebouw huisvest nu 9 bedrijven die deelnemen aan het Vliegwiel. Eén organisatie doet dat niet, maar die hoort dan ook bij de “oude” lichting. Die 9 bedrijven vormen samen de Huurdersvereniging Garage Notweg. Via een ingenieuze constructie wordt gewaarborgd dat zittende en nieuwe huurders zich inspannen voor het vliegwiel. De bedrijven huren hun ruimte van Ymere. In het huurcontract is de eis opgenomen dat huurders lid worden van de huurdersvereniging. Dat lidmaatschap verplicht vervolgens tot het leveren van inspanningen op het gebied van re-integratie en toeleiding naar werk. Hoe bedrijven dat doen, is niet vastgelegd.

Vliegwiel draait en groeit tegelijk
Een van die bedrijven is DineDine Design, een eenvrouwszaak die in 2006 werd opgericht door Annedien van der Veen. Ze ontwerpt en maakt kleding in opdracht en geeft les. Van der Veen stopt ongeveer een kwart tot een derde van haar tijd in het Vliegwiel. Een deel daarvan richt zich direct op werk. Van der Veen: “In 2013 begeleidde ik 3 stagiaires van de mode-academie, die hier natuurlijk hun hart konden ophalen. Daarnaast geef ik cursussen waarbij textiele werkvormen een middel zijn om mensen te activeren. Opdrachtgevers zijn dan bijvoorbeeld UWV of DWI.” Van der Veen draagt indirect bij aan het Vliegwiel met haar activiteiten voor de Huurdersvereniging: “We behartigen natuurlijk de belangen van de huurders. We zijn voor de verbouwing twee keer verhuisd; eerst er uit en toen er weer in. Dat kost tijd, energie en geld. En zo'n verbouwing komt met allerlei naweeën. Stopcontacten die op de verkeerde plek zitten en internet dat het niet doet.”

De huurdersvereniging wil en doet meer dan alleen klassieke belangenbehartiging. De vereniging is er ook om het Vliegwiel aan te jagen. Enerzijds door het concept verder te ontwikkelen en het netwerk met de omgeving te verstevigen. En anderzijds door een grotere rol voor huurders in het pand vorm te geven.
De huurdersvereniging – waar Van der Veen een deel van haar tijd betaald voor werkt – is bezig de structuur en doelstelling van de vereniging uit te werken. Daarmee wordt de organisatie steviger, nog meer in staat om te werken aan de doelstelling en een goede gesprekspartner te zijn voor Ymere, stadsdeel en gemeente en anderen. “Dat het nodig is, merkten we bij de verbouwing. Daar waren we nog onvoldoende gesprekspartner. Hoewel het pand echt stukken mooier en praktischer is dan het was, had het met onze inbreng nog beter gekund. We betalen nu € 60/m2, en dat is in deze buurt op deze locatie wel zo ongeveer een marktconforme huur. En daarnaast zijn we gehouden ons in te zetten voor het Vliegwiel. Dat laatste doen we graag en uit overtuiging, maar het had geholpen als de huur wat lager was geweest. Dat kan natuurlijk door ons korting te geven, maar ook door het gebouw efficiënter in te richten, waardoor je meer verhuurbare m2’s zou hebben gehad. Ook had je natuurlijk het kantoortje van de beheerder bij de ingang moeten maken, dat had het gebouw gastvrijer geweest en veiliger,” vertelt Van der Veen. “Maar gelukkig is het ook een gezamenlijke zoektocht, van ons en Ymere. We hebben nu met Ymere afgesproken dat wij beheer en communicatie voor onze rekening gaan nemen. Zij sponsoren dat, wij voeren het uit. Zo krijgen we er meer sturing op. En we spraken af dat we de helft van de inkomsten krijgen van de verhuur aan externen.”
De huurders overleggen één keer in de zes weken met elkaar en één keer in de zes weken met Ymere. Al met al nogal zakelijk, ook al omdat het de meeste huurders aan tijd ontbreekt om ook nog eens iedere maand op te dagen bij een VrijMiBo. Die is er dus ook niet. Verder wordt gewerkt aan de manier waarop de vereniging rapporteert over het bereiken van de doelstelling. “We hebben afgesproken dat de huurders naar eigen inzicht hun rol als onderdeel van het Vliegwiel kunnen invullen,” vertelt Van der Veen. “Maar vrijblijvend is het niet. Richt je je op stagiaires, dan willen we natuurlijk wel weten of ze zijn gekomen en wat ze hebben geleerd. Kies je voor cursussen, dan willen we weten welke.”

Vrijheid zonder vrijblijvendheid
De huurdersvereniging heeft geen zeggenschap bij de selectie van nieuwe huurders. De selectie van nieuwe huurders is een zaak van Ymere. In de praktijk heeft het nog niet plaatsgevonden, maar Van der Veen heeft er vertrouwen in dat Ymere dat goed doet. “Wij leveren met het Vliegwiel de meetlat, en Ymere legt de potentiële huurders er naast. En Ymere bekijkt of ze de huur kunnen betalen. Dat hoeven wij dan weer niet te doen.” Er is al helemaal geen ervaring met huurders die niet meedoen aan het Vliegwiel. Maar Van der Veen twijfelt ook daar niet over. “Je hebt de vrijheid om je rol te pakken. Maar na verloop van tijd is echt wel duidelijk of je wel aan de slag bent, of niet. En dan zijn de regels duidelijk: wie niet bijdraagt aan de doelstelling van de huurdersvereniging, kan er geen lid van blijven. En wie geen lid is van de huurdersvereniging, kan geen huurder blijven. En wie geen huurder meer is, moet op een gegeven moment toch echt vertrekken. Ik kijk er niet naar uit, maar als het zo ver komt, denk ik wel dat het werkt.”

woensdag 16 oktober 2013

De Valreep: consensus kun je leren en zorgt voor eensgezindheid

Het oude dierenasiel in Amsterdam-Oost werd in het voorjaar van 2011 gekraakt. Dat het na twee jaar nog niet is ontruimd, mag eigenlijk al een wonder heten. Maar bijzonder is ook dat er in het gebouw niet wordt gewoond of gewerkt, maar dat het een actief buurthuis is geworden, waar beheer en besluiten in handen liggen van de gebruikers van het pand.

Na de kraak werd het pand omgedoopt tot De Valreep. Het staat een beetje eenzaam langs het spoor, op een voormalig industrieterrein waar na een paar jaar stagnatie het bouwen moeizaam weer op gang is gekomen. Er staat een hek om het pand, dat met een stevig hangslot is afgesloten. Een vriendelijke jongeman laat me echter onmiddellijk binnen als ik zeg dat ik voor Vera van Dongen kom. Op het erf verloochent het internationale karakter van de Valreep zich niet, wanneer een van de honden achter de kippen aan gaat. In vier verschillende talen wordt het dier luidkeels terecht gewezen.

Vera van Dongen was een van de krakers van de Valreep. “We hebben het pand gekraakt met de groep mensen die actief was in Amsterdam Oost, met name in 't Blijvertje. Dat was een gekraakt pand hier in de buurt, dat we hadden ingericht als buurthuis. Toen ontruiming en sloop onvermijdelijk was geworden, gingen we in gesprek met overheid en corporatie over alternatieve huisvesting. Iedereen vond ons een waardevolle plek in de buurt, want met veel actieve bewoners en van onderop. Stadsdeel en Ymere beloofden een alternatieve locatie. Maar een alternatief kwam er niet.” Toen werd besloten de Valreep te kraken. De betrokken mensen legden een half jaar lang iedere maand allemaal € 20 in, en spaarden zo € 2500 bij elkaar. En ze maakten een plan, want het kraken van een pand is zo gedaan, maar je hebt een plan nodig als je er wilt blijven.

Zelf Doen
“De kraak was zo gebeurd,” vertelt Vera van Dongen, “maar daarna begon het werk pas. Het pand was smerig en verwaarloosd. We hebben opgeruimd, de ramen vervangen, nieuw hang- en sluitwerk aangebracht, geschilderd, al die dingen die nodig zijn om het pand weer een beetje fatsoenlijk te gebruiken. En we hebben vanaf de eerste dag gewerkt aan onze relatie met de buurt en het stadsdeel. We zijn hier niet voor onszelf. We vinden het belangrijk dat er een plek is waar bewoners zelf activiteiten kunnen organiseren, zelf beslissingen nemen over het beheer en het programma. Dan moet je ze daar wel over vertellen.”
De Valreep wil geen subsidies van de overheid. Uitdrukkelijk doel is zelfvoorzienend te zijn. Vera van Dongen: “Ons doel is dat het pand wordt gelegaliseerd. De plannen voor de exploitatie liggen al klaar. Onderdeel daarvan is een horecavoorziening, net als in de plannen van de projectontwikkelaar. Dat past bij de functie die ons voor ogen staat, maar moet ook geld opleveren. We denken dat het uit kan, maar zo luxe als de projectontwikkelaar het voor ogen heeft, wordt het juist niet. Sommige mensen zullen dat jammer vinden, maar wij denken dat we juist iets bieden waar mensen uit Oost behoefte aan hebben; een rafelrand waar de zaken anders zijn georganiseerd, en waar vrijheid, solidariteit en creativiteit een belangrijke rol spelen.
Het programma van de Valreep omvat een vast aanbod, dat aangevuld wordt met activiteiten die mensen incidenteel willen organiseren. Er is elke week yoga, je kunt film kijken, het strijdliederenkoor zingt en zijn er Dutch Conversation Lessons. Al die activiteiten worden gratis aangeboden, al wordt iedereen altijd uitgenodigd een donatie te doen. Al met al is er elke dag wel wat te doen, en regelmatig zijn er verschillende activiteiten op één dag. Daar komen elke maand zo'n 1000 bezoekers op af. Best veel, vindt Vera van Dongen: “Het maakt dat we echt onderdeel zijn van de buurt, en dat is ook wat we willen. We merkten het ook toen we onlangs onze tweede verjaardag vierden. Daar zagen we allemaal bekend gezichten van buurtbewoners. Het helpt natuurlijk ook dat we meehelpen om het Bredewegfestival hier in de buurt te organiseren.

In het Engels
De Valreep wordt gedragen door een groep van zo’n twintig mensen. Iedere vrijdagavond komen ze bij elkaar. De groep wisselt van samenstelling, maar het aantal is constant. Die mensen komen voornamelijk uit Amsterdam Oost, zijn tussen de 25 en 40 jaar oud, hebben hun wortels in Nederland en daarbuiten liggen en communiceren met elkaar in het Nederlands en Engels. “Of je bij die groep hoort, bepaal je zelf,” vertelt Vera. “Er is geen lidmaatschap of ballotage. In de praktijk verwerf je zeggenschap door actief betrokken te zijn bij de activiteiten van de Valreep en echt deel te nemen aan het besluitvormingsproces. En wie dat niet doet, valt vaak vanzelf af.” Op zoek naar nieuwe mensen gaan ze niet. Die melden zich vanzelf, of groeien langzaam in hun rol. Het zijn ondernemende mensen, die zelf besluiten of ze zich voor lange tijd voor de Valreep willen inzetten.

Consensus
Besluiten nemen ze op basis van consensus; iedereen moet het besluit steunen, of er althans niet tegen zijn. “Consensus vraagt veel van mensen”, vindt Vera van Dongen. “Je kunt in je eentje een besluit tegenhouden, als het niet helemaal naar je zin is. Om dan toch tot besluiten te komen, moet je wel je ego aan de kant zetten. Of andersom, geduld opbrengen tot anderen dat hebben gedaan. Niet iedereen wil of kan dat. Sommigen haken af, of beperken zich tot concrete activiteiten en zien wel welk besluit er wordt genomen. Inmiddels hebben we het proces van consensus meer onder de knie. We hebben geoefend, en het lukt steeds beter om de hoofd- van bijzaken te onderscheiden. En nu leidt het proces van consensus juist tot effectiviteit, omdat besluiten een groot draagvlak hebben.”
Ruwweg komen er drie soorten onderwerpen aan de orde. In de eerste plaats de huisregels, samen te vatten als “kan iedereen de hamer terugleggen na gebruik?”. Daarnaast is de programmering een belangrijk onderwerp. Wat gaan we doen? Wie gaat het organiseren? “En er melden zich buurtbewoners met een idee”, vertelt Vera van Dongen. “Dan kijken we of het past in we doen en nastreven. Laatst was er een buurtbewoner van Griekse origine, die het Griekse dansen miste. Die is naar de vergadering gekomen, zijn plan gepresenteerd en organiseert nu iedere maand een dansavond.”

Legalisatie
Derde onderwerp van gesprek op de vrijdagavond is de legalisatie van het pand. Daarover wordt verschillend gedacht. Er zijn mensen die vinden dat ieder gesprek met de autoriteiten eigenlijk uit den boze is. Het is een opvatting die uiteindelijk niet de overhand heeft. De Valreep is gekraakt met het doel te komen tot legalisatie, en in die lijn wordt het gesprek dan ook gevoerd. Legalisatie is als het ware de basis onder het zoeken van consensus over de strategie. Uiteindelijk willen de krakers met iedereen praten als dat legalisatie dichter bij brengt.
“We liggen op koers,” vertelt Vera van Dongen. “Na de kraak was er voor de gemeente natuurlijk alle reden om gelijk te ontruimen. Het kraakverbod was nog vers, en we kraakten met veel bombarie. Dat het anders ging, komt omdat we gelijk de volgende stappen hebben gezet. De eerste dag zijn we op bezoek geweest bij de verantwoordelijke stadsdeelwethouder, om het contact te leggen. We hebben ons bekend gemaakt in de buurt. Veel buurtbewoners ergerden zich aan het verpauperen van het monumentale gebouw, en vonden het prima dat wij het kraakten. En we hebben alles op alles gezet om te voldoen aan de brandveiligheidseisen, want dat is meestal een goede reden om alsnog tot ontruiming over te gaan. Dus we liggen op koers als het gaat om het creëren van een vervolg op 't Blijvertje. Maar dat we niet zijn ontruimd, betekent nog niet dat we gelegaliseerd zijn. Het pand is nu van het stadsdeel, maar die zijn contractueel verplicht om het over te dragen aan projectontwikkelaar OCP. Die heeft plannen voor een dure renovatie. Daar leggen wij ons alternatief naast. Je kunt er misschien niet zoveel mee verdienen, maar het kan wel uit en het biedt meer voor de buurt.”

vrijdag 26 juli 2013

Parolo: door het middel centraal te stellen, bereiken we ons doel

De Latijnse School in Deventer is eigendom van de lokale Stichting Stadsherstel. Parolo (Participatie Op Lokatie) huurt het pand en baat het uit als zalencentrum en ontplooit vanuit het pand zijn catering-activiteiten. Daar zijn meer voorbeelden van. En het is ook niet zo bijzonder dat Parolo de verhuur van zalen niet eens als doel heeft, maar juist het bieden van werkervaringsplaatsen en mogelijkheden voor dagbesteding voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daar zijn er ook meer van. Echt bijzonder is dat Parolo dat doet met een begroting die slechts voor een kwart wordt gesubsidieerd. De andere driekwart komt - idealiter -  uit de inkomsten uit verhuur en horeca.

Parolo is in 2005 begonnen in de Latijnse School. Tot het midden van de 19de eeuw was de Latijnse School een latijnse school. Er werd Latijn onderwezen, en later ook Grieks. En niet aan de minsten: Erasmus studeerde er, Geert Groote en de latere (en enige Nederlandse) paus Adrianus VI. In de 19de eeuw werd de Latijnse School een zelfstandig gymnasium, wat het tot 1971 bleef. In de jaren ’80 van de vorige eeuw kwam het leegte staan en werd het, zoals zoveel panden in die tijd, gekraakt. Een groep alternatieve hulpverleners begon in het gebouw met hulpverlening aan tienermoeders. In de loop der haren werd het kraakpand gelegaliseerd, waarvoor – uiteraard – een stichting werd opgericht, De Latijnse School. De hulp aan tienermoeders ging op in de reguliere hulpverlening. Toen het pand vervolgens leeg kwam, besloten de oude krakers het in de te zetten als plek waar de voormalige doelgroep werkervaring kan opdoen. En al gauw verbreedde de doelgroep zich van tienermoeders tot alle mensen met een stevige afstand tot de arbeidsmarkt. “We zijn niet gericht op uitstroom in een bepaalde tijd”, vertelt Henk Kinds, directeur van Parolo. “Mensen zijn wie ze zijn, en dit is de plek waar ze werken. Dat ze hier bij ons werken, dat is voor sommigen de continuïteit in hun werkende leven, niet de regeling waar ze onder vallen. Veel van onze medewerkers hebben al meerdere regelingen achter de rug.

Henk Kinds is van oorsprong opbouwwerker. En echt van oorsprong, want al als kind in het dorp organiseerde hij activiteiten voor de buurt. “Ik ben een echte dorpsjongen. En als je je in een dorp niet wilt vervelen, dan moet je  echt zelf dingen organiseren. En dat deed ik. Fietswedstrijden, speurtochten uitzetten voor toeristen, een kermis. Ik leerde dat het een vak was, organiseren. Dus ging ik na de middelbare school naar de sociale academie: ik wilde mensen helpen zichzelf te organiseren. Eerst in Groningen, daarna in de Drentse veenkolonieën.” Toen in de jaren '80 de professionalisering van het welzijns- en opbouwwerk een grote vlucht nam, koos Kinds voor het ondersteunen van vrijwilligerswerk. Zijn focus kwam te liggen op het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid. Van burgers, en van bedrijven. Hij adviseerde er over, in Nederland en Duitsland. En nu is hij met die focus directeur van Parolo.

Parolo groeide in de periode 2005 – 2010 van 10 naar 20 werkplekken. “Dat was sappelen”, vertelt Kind. “Al heel snel wisten we dat sociale activering ons doel was. Maar om dat te bereiken, moesten we het middel centraal stellen. Zo konden we ons bedruipen, en tegelijkertijd mensen een werkplek bieden zonder gebonden te zijn aan allerhande voorwaarden. Het betekent ook dat niet de dagbesteding in de dagelijkse praktijk het doel is, maar het bieden van gastvrijheid. Dat is wat we doen, dat is onze kernwaarde.” Parolo heeft zijn kernwaarde in drie huisregels gevat. Altijd zijn er verse bloemen. Altijd. En de deur staat altijd open. Daar zijn discussies over. Want in de winter is dat best koud en iedereen kan naar binnen, ook minder welkome gasten. Maar dat laatste risico wordt beperkt door regel 3: wie binnen komt, heeft binnen 20 seconde contact met een medewerker van Parolo.

Het succes en de groei maakte dat Parolo werd gevraagd ook ander maatschappelijk vastgoed onder zijn hoede te nemen. Parolo exploiteert nu de Fermerie, een voormalig buurthuis dat werd beheerd door een buurtvereniging. Die trok het niet meer, maar krabbelt inmiddels weer op, bevrijd als zijn van het pandbeheer. Kinds: “Het heeft ze nieuwe energie gegeven. Ze zijn nieuwe initiatieven gaan ontplooien en het zou me niets verbazen als over niet al te lange tijd het beheer weer willen overnemen. Dat zou fantastisch zijn, natuurlijk.” Andere nieuwe loot aan de stam is De Elegast, een buurthuis dat op klassieke wijze werd beheerd door een gesubsidieerde welzijnsstichting. Het is gelegen in een wijk waar veel sloop/nieuwbouw is gepland, reden voor de gemeente om de subsidie te stoppen. De corporatie in het gebied wil in de overgangsperiode juist graag een accomodatie open houden, voor de bewoners die blijven, komen of gaan. En zo’n wijk in verandering heeft natuurlijk een informatiecentrum nodig. “Onder het motto 'Verhip de Elegast' zijn we mogelijke concepten voor de Elegast aan het verkennen,” vertelt kinds. “Een ontmoetingsplek, om de extra-muralisering van de zorg te ondersteunen. Veel zorgaanbieders komen nu aan huis, maar hebben ook behoefte aan een plek in de wijk voor spreekuren of informatiebijeenkomsten. Of juist een plek om te spelen, van bingo en klaverjassen tot gamen. Misschien heeft de wijk juist behoefte aan een een spiritueel centrum, waar ruimte is voor alle geloven en levensovertuigingen. Hoe het ook zij, voor ons is het van belang dat de plek die we beheren, een duidelijke plek in de wijk heeft.”
Ook speelt Parolo een stevige rol in het beheer van het Kulturhus Graaf Florishof. Parolo exploiteert lunchroom Floris Vijf, levert de gastheren en –vrouwen van het Kulturhus en verzorgt schoonmaakdiensten. Parolo verzorgt ook een aantal bibliotheekdiensten. Daardoor kan de bibliotheek meer uren open zijn dan dat er subsidie beschikbaar is.

Al met al zijn er inmiddels 70 mensen aan het werk bij Parolo. Voor Kinds is de verklaring voor het succes van Parolo duidelijk: “We spelen met doel en middel, draaien ze een beetje om. We stellen gastvrijheid centraal. Daarop bouwen we onze diensten. Die voldoen aan een behoefte en daarom kunnen we ze leveren. En door ze te leveren slagen we er in mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een mooie werkplek te bieden.” Maar Kinds maakt zich ook grote zorgen over de toekomst. Want Parolo kan gezond functioneren wanneer slechts een kwart van de inkomsten uit trajectgelden komt. Maar de crisis zet de inkomsten uit zalenverhuur en catering onder druk. “De zalenverhuur loopt terug, bedrijven bezuinigen op activiteiten die wij kunnen cateren”, vertelt Kinds. “Financieel is dat een steeds groter wordend risico, maar het is ook en vooral een bedreiging voor onze manier van werken. We vinden het belangrijk dat mensen hier op hun eigen manier kunnen werken. Juist door die grote onafhankelijkheid van het subsidiesysteem, kunnen mensen daar zelf hun weg in zoeken. Wanneer trajectgelden en andere subsidies de kurk zijn waar we op drijven, moeten we mensen voldoen aan allerhande voorwaarden. Nu kunnen we voor iedereen juist de voorwaarden scheppen om mee te doen.”

http://www.parolo.nl/

donderdag 16 mei 2013

Leeszaal Rotterdam West: lieve anarchie

Het groepje vrouwen komt de Leeszaal Rotterdam West binnen als ik mijn jas nog sta uit te trekken. Het is een gemengd gezelschap; ik zie één vrouw met hoofddoek, een Turkse vrouw zonder, twee Hollandse vrouwen en twee Surinaamse. Of ze hier op maandagochtend hun cursus Nederlands kunnen organiseren? Maurice Specht, een van de drijvende krachten achter de leeszaal, geeft ze een korte rondleiding en ik loop mee. De ruimte is groot en diep, met aan één kant een volledig glazen pui. Halverwege zijn over de volle breedte van het pand traptreden, waardoor je ruim een halve meter lager uitkomt. Het gebouw blijkt in de jaren ’80 oorspronkelijk gebouwd te zijn als hamam. Nu staan her en der stellingkasten met boeken, er staan lange tafels met prettige stoelen, er is een bar waar je koffie en thee kunt krijgen. De inrichting is tijdelijk, dat zie je aan alles. Maar het is wel af.

Laten zien dat we het zelf kunnen
De Leeszaal Rotterdam West is er gekomen omdat de gemeente Rotterdam in maart 2011 besloot het aantal vestigingen van de bibliotheek terug te brengen van 24 naar 6. Met een mooi verhaal, maar toch een bezuiniging, hoe je het ook wendt of keert. Aktiegroep Het Oude Westen – die al meer dan 40 jaar actie voert in de buurt – haalde nog 1000 handtekeningen op voor het behoud van het lokale filiaal, maar het mocht niet baten. “Strijd tegen de bezuiniging is uiteindelijk ook niet de reden dat we begonnen na te denken over een leeszaal”, vertelt Maurice Specht. “Natuurlijk, het was de aanleiding. Maar Joke van der Zwaard, met wie ik het initiatief nam, en ik voelden er weinig voor om ouderwets actie te gaan voeren voor behoud van het lokale filiaal. Maar we vroegen ons ook af wat het antwoord op de sluiting van het filiaal dan wel moest zijn. Het antwoord waar we op uit kwamen was “laten zien dat we het zelf kunnen”.”

Vanuit die gedachte gingen Van der Zwaard en Specht aan de slag. Ze organiseerden drie avonden waarvoor ze in totaal zo’n 60 mensen uitnodigden. Ze legden ze een simpele vraag voor: wat maakt voor jou een leeszaal, en wil je daar wat voor doen? Op de eerste vraag was het antwoord: koffie, goeie koffie. Bij nadere beschouwing konden de verschillende reacties worden teruggebracht tot 5 thema’s: lezen, leren, voorlezen, ontmoeten en delen. En al met al wilden tientallen mensen wel een bijdrage leveren. Om te onderzoeken of het in de praktijk zou werken, maar tegelijk om te laten zien dat het zou werken, organiseerden Van der Zwaard en Specht een vijfdaags festival, met iedere dag het accent op één van de thema’s. “Het is een illusie te denken dat als de overheid minder gaat doen, mensen dat gat wel even zullen opvullen, alsof overheid en burgers communicerende vaten zijn. De meeste mensen gaan aan de slag als ze zich kunnen aansluiten bij dynamiek. Ook daarom organiseerden we het festival, om die dynamiek aan te jagen,” vertelt Specht. Het festival werd een succes. Iedere dag lag het accent op een van de vijf thema’s, er waren lezingen, workshops, films. Uiteindelijk kwamen er zo’n 600 mensen op festival af. Genoeg om in februari de deuren van de leeszaal met vertrouwen te openen.

Leefbaarheid vs Commerciële Verhuur
Toen het programma voor het festival al voor driekwart stond, was er nog steeds geen plek om het te houden. Maar, zoals dat gaat, een toevallig contact bracht uitkomst. Corporatie Woonstad bood de oude hamam aan voor het festival. Het pand was veel groter dan waarop de organisatoren hadden gerekend, maar liefst zo’n 350 m2. Na het festival mocht de Leeszaal van Woonstad blijven zitten. “We spraken af dat we het pand een jaar mochten gebruiken voor € 500 per maand,” vertelt Maurice Specht. “Dat is ongeveer een kwart van de huur die het pand als winkelruimte zou moeten opbrengen. Niet dat het ooit succesvol is verhuurd, maar voor zo veel geld staat het in de boeken. Maar onlangs liet de corporatie weten dat zich een potentiële huurder had gemeld. Dan openbaart zich de spanning tussen de verschillende doelstellingen van de corporatie. De doelstelling leefbaarheid wil ons het liefst nog langer dan een jaar huisvesten, de doelstelling vastgoedverhuur wil onmiddellijk van ons af wanneer zich iemand aandient die de volle mep kan betalen. Uiteindelijk zijn we er uit gekomen. De huur wordt weliswaar verdubbeld, maar is dus nog steeds maar de helft van wat het op zou moeten brengen. En Woonstad geeft ons een optie om het huurcontract na een jaar nog eens voor twee jaar te verlengen.”

Voor de bemensing van de leeszaal en de bar wordt geput uit een reservoir van 70 vrijwilligers. Die zijn niet actief geworven, maar blijven hangen van het festival en aan komen waaien. “Mensen komen hier binnen en vinden het leuk,” vertelt Maurice Specht. “Zij vragen aan ons of ze wat kunnen doen, eerder dan wij aan hen. Een lieve vorm van anarchie, zo werden we onlangs getypeerd. En dat klopt ook wel. Een stichting die Joke ooit opzette, gebruiken we als vehikel voor onze activiteiten, maar we kijken wel uit een echt bestuur in stelling te brengen. Het is belangrijk dat al die vrijwilligers zich eigenaar voelen van de leeszaal, dat ze het doen voor de leeszaal en niet het gevoel krijgen dat ze het doen voor het bestuur.” Dat neemt niet weg dat er in die anarchie een groepje van zes mensen is die het reilen en zeilen van de leeszaal in het oog houdt en richting geeft waar dat behulpzaam is. Zo is er bijzondere aandacht voor kinderen en voor het bijeenbrengen van de collectie, maar ook voor de inrichting en de IT. Specht: “De inrichting is verzorgd door een professionele inrichter. Je ziet het verschil met een ruimte waar alleen maar wat tweedehands spullen zijn neergezet. Het enige dat hier gekocht is, zijn de lampen van IKEA. Toch heeft de Leeszaal een goeie uitstraling. Het is onze vorm van duurzaamheid, een combinatie van kwaliteit en vakmanschap.”

Eisen, doelen en verplichtingen
Het festival kostte € 6000. Dat geld werd bij elkaar gesprokkeld bij de deelgemeente, de Rabobank en Opzoomer Mee. Voor de leeszaal zelf heeft Stichting Doen eenmalig een bedrag van € 50.000 ter beschikking gesteld. Met hen is het prettig zaken doen, vindt Specht:
“Stichting Doen financiert ons vanwege de kwaliteiten van ons initiatief. Stichting Doen financiert ons vanuit hun programma ‘Nieuwe Ontmoetingsplekken’. Voor hen is belangrijk dat we een grote diversiteit aan activiteiten en initiatieven in huis hebben en een netwerk van bewonersinitiatieven om ons heen hebben verzameld als klankbord. Ook ons streven naar kwaliteit en aandacht voor de lange termijn zijn redenen voor hun financiële betrokkenheid. Je zou kunnen zeggen dat hun enige eis is dat we het project blijven uitvoeren zoals we het hebben opgezet. Daarbovenop stellen ze geen extra eisen. Dat geeft vertrouwen. Van de Stichting Volkskracht, een Rotterdams Fonds, kregen we € 3000 voor de inrichting.
Bij Woonstad is het wat meer zoeken. Ze willen in ieder geval genoemd worden, en verder moeten we samen gaan uitzoeken waar we elkaar kunnen versterken. Met de gemeente zou zo'n losse relatie niet mogelijk zijn. Die zou allerhande eisen, doelen en verplichtingen opleggen. Daarom willen we nu van de gemeente heel bewust geen geld. We willen eerst goed uitzoeken wie of wat we kunnen en willen zijn. We willen eerst vanuit een zekere autonomie iemand worden, eerst uitzoeken wat we zelf kunnen. Als we iemand zijn, willen we vanuit een gelijkwaardige positie kijken waar we samen met anderen meerwaarde kunnen creëren. Samenwerken graag, maar wel als we er allebei sterker of beter van worden. Niet omdat het een subsidievoorwaarde is.”

Een bijzondere bron van inkomsten vormt de maandelijkse bijdrage van € 50 die 17 tijdelijke gebruikers van woningen een straat verder op betalen. “Die mensen wonen tijdelijk in een woning van Woonstad op basis van een “om niet”-contract. Woonstad wilde het beheer verdoen aan een commercieel antikraakbureau. Dat zagen die bewoners helemaal niet zitten. Het compromis na onderhandeling was voortzetting van het “om niet”-contract met de verplichting van een maandelijkse gift aan de Leeszaal,” vertelt Specht. “Maar ze kunnen hun gift ook doen in de vorm van vrijwilligerswerk voor de Leeszaal.” Verder wordt er geld verdiend met de verhuur van de Leeszaal. In principe is de Leeszaal een openbare plek, en blijft de Leeszaal dus ook open bij verhuur. Maar soms stellen ze de ruimte ook buiten de openingstijden de openingstijden ter beschikking, als de activiteit heel goed bij de Leeszaal past.

O ja. De Leeszaal is niet echt een bibliotheek. Je mag de boeken die je meeneemt terug brengen. Maar dat hoeft niet. Scheelt weer een hoop gedoe met leenrecht en zo...